Leroy Hoe kon ik nou zo stom zijn? Altijd gebruik ik mijn handschoenen en sla ik de beschermende kap naar beneden. Ik werk hier nu 6 maanden en nog nooit is er hier een ongeluk gebeurd, maar ze bleven maar zeggen: "Je moet uitkijken jongen! Je bent je vingers kwijt als je niet oppast". Ik weet het nu. Ik lette niet op toen ik de plank met mijn linker hand tegen de circelzaag duwde. Eerst voelde ik niets, het waren vooral de rode spetters waar ik van schrok. De pijn kwam pas later, toen ik naar mijn hand keek en zag dat er bijna niets meer van mijn vingers over was. Ze hingen er nog wel aan, maar ik herkende ze niet meer. Hoe kon ik nou zo stom zijn?
Zuster Cecilia Dat is inderdaad niet zo slim. Ik heb ze al vaker zien komen uit de houtzagerij en altijd zijn het die jonkies die niet goed oppassen en dan hun vingers eraf zagen. Ze krijgen instructies maar ze doen er niets mee! Ze horen ze gewoon niet en gaan dan hun eigen gang en dan mogen wij het hier voor ze opknappen omdat ze graag eigenwijs willen zijn. In de zagerij vinden ze zichzelf de grote man, maar hier worden ze weer kinderen. Ik zal wat jodium pakken en dan mag die Hollandse co-assistent het verder opknappen, ik heb wel wat beters te doen. Hoe heet hij ook al weer?
Hollandse co-assistent Zoiets heb ik nog nooit gezien! In films worden circelzagen gebruikt en het gemak waarmee je er ogenschijnlijk een lichaam mee kan bewerken moet wel op waarheid zijn berust. De linker hand van de jongen ziet er werkelijk niet uit. Maar als ik door de rode ravage heen kijk, zie ik toch ook wel de schoonheid van het ongeluk. Zijn linker duim is door de circelzaag precies in de lengterichting doorgesneden en wat ik zie lijkt direct uit mijn anatomieboek gestapt. Ook het bot is symmetrisch doorgenomen! Hoe groot is de kans daarop?
Leroy Ik vroeg hem of ik mijn hand kwijt zal raken. Hij lijkt me wel vriendelijk maar mijn vraag ontwijkt hij. Waarom ontwijkt hij mijn vraag? Weet hij het echt niet of denkt ie dat ik nooit meer normaal mijn linker hand kan gebruiken. Ik ben ook nog eens linkshandig! En natuurlijk vraagt hij aan me of ik linkshandig ben en moet ik het uitspreken. Ik kan niets meer zeggen. Waarom heb ik nou niet goed opgelet?
Zuster Cecilia De Hollander wil dat we hem wat pijnstilling geven. Dat kan er ook nog wel bij. Zo stoer als ze op straat zijn, zo klein worden ze hier. Willen ze meteen wat tegen de pijn, alsof ze nu ze hier zijn recht hebben op medicijnen. Ze moeten gewoon beter luisteren! Daardoor gebeuren dit soort dingen. Ik zal de pijnstilling voor hem optrekken maar de verdoving voor de vinger zal hij zelf moeten doen. Ik ben druk en heb nog meer te doen.
Hollandse co-assistent Als ik de duim verdoof zeg ik hem dat het pijn zal doen maar dat daarna de pijn in zijn duim langzaam zal verdwijnen. Eigenlijk heb ik geen idee hoe pijnlijk het is om je duim verdoofd te krijgen. Het ziet er wel pijnlijk uit en soms zit ik te dicht bij het bot en schreeuwt de patient het uit en verontschuldig ik me, maar ik heb eerlijk gezegd geen idee waarvoor. Ik heb het nooit gevoeld. De zuster heeft de diclofenac opgetrokken en vraagt de jongen zijn broek uit te doen. "Dat vind je toch niet erg?", vraagt ze de jongen. "Zou jij je broek voor mij uitdoen, Kees?", vraagt ze me. Ik sta versteld. Zie je niet dat ik bezig ben een duim te verdoven?
Leroy Mijn vingers liggen eraf en dan gaat ze ook nog met hem flirten! Hij leek me zo vriendelijk maar de manier waarop hij vertelde over de verdoving zegt me wel dat hij zelf nog nooit een naald in zijn duim heeft gekregen. Hij heeft geen idee! En dan die glimlach toen die ijskoude zuster hem vroeg of hij zijn broek voor haar zou willen uitdoen. Zien jullie niet dat mijn vingers eraf liggen?
Zuster Cecilia Die verlegenheid van die Hollanders, het blijft me verbazen. Een klein grapje en meteen reageren ze alsof ik ze direct ga bespringen. Ik weet dat ik nooit Miss Suriname zal worden, maar waarom zo verkrampt reageren? Probeer ik het ijs te breken, wordt het alleen maar kouder in de kamer. Ik ga verder, ik heb het druk, hier heb ik geen tijd meer voor.
Veilig Verkeer Suriname
De zin "ik heb een ongeluk gemaakt" wordt veel gebezigd door patiënten die zich komen melden aan de balie. In tegenstelling tot wat ik aanvankelijk aannam, is dit allesbehalve een schuldverklaring. Het betekent dat deze persoon een verkeersongeval heeft gehad en dat kan natuurlijk nooit zijn schuld zijn geweest. Meestal zijn ze gesneden, af en toe tegen de achterruit aangereden, soms zijn ze over de hoed gevallen - wat zoveel wil zeggen als dat ze in aanraking zijn gekomen met de motorkap - maar bijna altijd hebben ze verwondingen in allerlei vormen en gradaties. Het aantal decibellen dat geproduceerd wordt, is steevast omgekeerd evenredig met de ernst van de verwondingen. De grote, kermende neger met een schaafwond op zijn schouder als sprekend voorbeeld: "Dokter, kunt u me verdoven als u straks de wond gaat schoonmaken?".
Toch lijkt het alleszins wel mee te vallen. Het aantal verkeersdoden in Suriname is al jarenlang stabiel tussen de 85 en 95 per jaar terwijl in Nederland het aantal verkeersdoden jaarlijks al gauw de 850 nadert. Dat zijn er bijna 2 en een halve per dag! Het land lijkt op dàt vlak met zijn cijfers dus wel goed af te steken bij zijn vroegere overheerser, maar per miljoenen inwoners wordt het natuurlijk wel een ander verhaal. Als men ervan uitgaat dat er 500.000 mensen in Suriname wonen, waarvan het overgrote deel in Paramaribo, dan is 1 verkeersdode per 4 dagen – en nu citeer ik Steven, mijn Belgische drinkcompagnon uit Hasselt – “regelrechte terreur”.
Vorige week kreeg deze terreur gezichten toen 2 jongens werden binnengebracht die op de fiets waren aangereden. Nou is dat helemaal niet zo verwonderlijk. De wegen zijn, hoewel geasfalteerd, berekend op 2 auto's die er naast elkaar kunnen rijden zonder de zijspiegels te verliezen. Er blijft dus een zeer kleine strook over waar de fietsers het mee moeten doen. Een klein stukje naar links (er wordt hier links gereden) wordt beloond met een diepe val de berm of de greppel in. Een manier om hier toch zo veilig mogelijk te manoeuvreren is snelheid houden. Zolang de trappers maar rondgaan, gaat de fiets ook in een rechte lijn, maar de leraar die dat hier aan de schoolkinderen gaat onderwijzen moet helaas nog geboren worden. Met de hielen op de trappers, de beide voeten naar buiten wijzend, verplaatsen de lokale fietsers zich tergend langzaam door de straten van Paramaribo die door de automobilisten veelal worden beschouwd en gebruikt als snelwegen.
's Avonds zijn de snelheden waarmee auto's je inhalen duizelingwekkend, en gesprekken in mijn stamkroeg aan de Verlengde Keizerstraat worden ritmisch gestoord door het Doppler effect van voorbij razende vehikels, de uitgesproken grappen en grollen marginaliserend tot het bewegen van lippen. Een dronken Surinamer op de fiets is op dergelijke wegen en tijden een recipe for disaster en dat wordt wekelijks op de spoedeisende hulp van het Academisch Ziekenhuis dan ook geserveerd.
De 2 jongens van 12 en 14 jaar waren dan ook in een slechte conditie toen ze werden binnengebracht door de ambulance. Ik ontfermde me samen met de arts-assistent over de jongste, die zijn linker bovenbeen vlak boven de knie had gebroken. Een lelijke breuk door de groeischijf die waarschijnlijk een been-lengte verschil als levenslange zichtbare herinnering aan het gebeuren zal achterlaten. Toen verder alles gecontroleerd en goed bevonden was, liepen we naar de oudste waar het drukker was rond het bed: de tube in zijn mond, de rechter bovenarm in een onnatuurlijke stand, een plankharde buik en een gebroken bekken waren geen voorboden voor een goede afloop. Ondanks verwoede pogingen de bloeddruk op peil te houden, naderde de jongen het einde van zijn leven. De operatiekamer is nog wel gehaald, maar dat was dan ook uiteindelijk het eindstation. Hij zal de boeken ingaan als de 57e verkeersdode van Suriname in 2007.
Toch lijkt het alleszins wel mee te vallen. Het aantal verkeersdoden in Suriname is al jarenlang stabiel tussen de 85 en 95 per jaar terwijl in Nederland het aantal verkeersdoden jaarlijks al gauw de 850 nadert. Dat zijn er bijna 2 en een halve per dag! Het land lijkt op dàt vlak met zijn cijfers dus wel goed af te steken bij zijn vroegere overheerser, maar per miljoenen inwoners wordt het natuurlijk wel een ander verhaal. Als men ervan uitgaat dat er 500.000 mensen in Suriname wonen, waarvan het overgrote deel in Paramaribo, dan is 1 verkeersdode per 4 dagen – en nu citeer ik Steven, mijn Belgische drinkcompagnon uit Hasselt – “regelrechte terreur”.
Vorige week kreeg deze terreur gezichten toen 2 jongens werden binnengebracht die op de fiets waren aangereden. Nou is dat helemaal niet zo verwonderlijk. De wegen zijn, hoewel geasfalteerd, berekend op 2 auto's die er naast elkaar kunnen rijden zonder de zijspiegels te verliezen. Er blijft dus een zeer kleine strook over waar de fietsers het mee moeten doen. Een klein stukje naar links (er wordt hier links gereden) wordt beloond met een diepe val de berm of de greppel in. Een manier om hier toch zo veilig mogelijk te manoeuvreren is snelheid houden. Zolang de trappers maar rondgaan, gaat de fiets ook in een rechte lijn, maar de leraar die dat hier aan de schoolkinderen gaat onderwijzen moet helaas nog geboren worden. Met de hielen op de trappers, de beide voeten naar buiten wijzend, verplaatsen de lokale fietsers zich tergend langzaam door de straten van Paramaribo die door de automobilisten veelal worden beschouwd en gebruikt als snelwegen.
's Avonds zijn de snelheden waarmee auto's je inhalen duizelingwekkend, en gesprekken in mijn stamkroeg aan de Verlengde Keizerstraat worden ritmisch gestoord door het Doppler effect van voorbij razende vehikels, de uitgesproken grappen en grollen marginaliserend tot het bewegen van lippen. Een dronken Surinamer op de fiets is op dergelijke wegen en tijden een recipe for disaster en dat wordt wekelijks op de spoedeisende hulp van het Academisch Ziekenhuis dan ook geserveerd.
De 2 jongens van 12 en 14 jaar waren dan ook in een slechte conditie toen ze werden binnengebracht door de ambulance. Ik ontfermde me samen met de arts-assistent over de jongste, die zijn linker bovenbeen vlak boven de knie had gebroken. Een lelijke breuk door de groeischijf die waarschijnlijk een been-lengte verschil als levenslange zichtbare herinnering aan het gebeuren zal achterlaten. Toen verder alles gecontroleerd en goed bevonden was, liepen we naar de oudste waar het drukker was rond het bed: de tube in zijn mond, de rechter bovenarm in een onnatuurlijke stand, een plankharde buik en een gebroken bekken waren geen voorboden voor een goede afloop. Ondanks verwoede pogingen de bloeddruk op peil te houden, naderde de jongen het einde van zijn leven. De operatiekamer is nog wel gehaald, maar dat was dan ook uiteindelijk het eindstation. Hij zal de boeken ingaan als de 57e verkeersdode van Suriname in 2007.
Golden Boy
Hij lijkt wel een Egyptenaar die je aantreft bij de pyramiden van Cheops: een centimeters dik, wit verband zit als een tulband om zijn hoofd gebonden. De rasta's die er onderuit bungelen en de rode, scherp begrensde vlek op de linkerkant verraden zijn vermomming. Hij is niet alleen gekomen: in zijn voetspoor volgen vermoedelijk zijn broer (eveneens met verband, zij het om de rechter pols), moeder dan wel oudere zus en grootmoeder. Rimpels worden in zijn voorhoofd getrokken en de bovenlip is omhoog gekruld, ik neem aan van de pijn. Ook op zijn linker onderarm loopt een opgedroogd spoor van bloed, dat door de stolling ervan een schutkleur heeft gekregen op de inktzwarte huid.
Zeer benieuwd naar wat er zich onder het verband bevindt stap ik op de man af en krijg een briefje in mijn handen gedrukt dat is geschreven in keurig Nederlands door een waarschijnlijk nog keuriger zuster uit een gezondheidspost in het binnenland met een - zo stel ik me voor - maagdelijk wit uniform aan en een rood kruis op het hoofd. Een bereidwillige verpleegster helpt me vertalen. De man en zijn vriend waren bezig met het zoeken naar goud en toen is hij in zijn gezicht geraakt door een op hol geslagen tuinslang. Een tuinslang inderdaad. Ja, zijn vriend ook. Wanneer? Gisteravond rond 10 uur. Ik kijk op mijn horloge en zie dat de wijzers nagenoeg dezelfde tijd aangeven. Het gezelschap heeft er een etmaal over gedaan de hoofdstad te bereiken.
Tijdens het verwijderen van het verband, wordt de schade bij iedere afwikkeling duidelijker zichtbaar. Terwijl de huid benaderd wordt, wordt de rode vlek niet alleen steeds groter, maar ook helderder en kleveriger. Als ik uiteindelijk alles heb afgepeld, resten nog 5 a 6 grote gazen die als gigantische rode postzegels over elkaar heen zijn gelegd. Als ik met mijn rechterhand de meest linker optil, volgt de rest vanzelf. Het resultaat dat eronder verschijnt is onverwacht huiveringwekkend.
Vanaf enkele centimeters naast de linker mondhoek loopt een gapende snijverwonding voor het linker oor langs omhoog het oerwoud van zwarte rasta's in, alwaar het door de densideit ervan aan het oog wordt onttrokken, maar waar toch de stolsels en het druppelende verse bloed het spoor prijsgeven. Met een gehandschoende (!) vinger vervolg ik de wond door de druipende dropveters en als ik het bovenste punt van zijn hoofd bereik, zoekt de snee zijn weg richting de opperhuid en is het eindpunt/beginpunt bereikt. De man heeft contact gehad met een zeer bijzonder soort tuinslang die een dergelijke verwonding kan veroorzaken en waarvan ik het bestaan niet ken. Op mijn suggestie of er misschien ook een kapmes in de buurt was wordt met zeer slecht gespeelde verbazing gereageerd. Hij is een legale goudzoeker, heeft nooit wat met criminelen te maken gehad. Zijn gezin is waar hij voor werkt.
Een gram goud gaat in Suriname voor ongeveer $20. In de regio waar gedolven wordt is de koorts hoog en de concurrentie letterlijk moordend. In het blijkbaar ooit idyllische oerwoud heeft de mineralenvondst geleid tot een lelijke transformatie en maken Braziliaanse bende's met machette's en AK-47's de dienst uit. Het goud wordt geruild voor zuivere cocaine, in de gewichtsverhouding 5:1, wat sneller is te transporteren en sneller is te verhandelen op de begeerlijke markt. Alles is geoorloofd in dit wetteloze Wilde Westen en het waarschijnlijk nog milde resultaat ervan ligt voor me zwetend te kermen van de pijn.
Omdat er teveel tijd is verstreken om de wond te hechten wordt de plastisch chirug gebeld. In afwachting op zijn/haar komst, begin ik alvast met de voorbereidingen. Met jodium dep ik de wond, die zeker 30 cm lang is en die op de wang zo diep is dat de huid als een Rode Zee uit elkaar is geweken. Vervolgens neem ik de schaar ter hand en worden de stinkende rasta's gekortwiekt. Tot slot pak ik een scheermes en scheer ik een gebied ter grootte van een aubergine kaal, de wond als een middenlijn erdoorheen laten lopend. Terwijl ik bezig ben met scheren, pak ik zo af en toe een nog druipende, afgeknipte rasta tussen mijn vingers en wring er de druppels bloed uit. Ook de man is inmiddels in zijn eigen gedachten verzonken en met de ogen gesloten praat hij voor zich uit, tegen niemand in het bijzonder: "Mi Golden Boy. Mi breek them mars!"
Zeer benieuwd naar wat er zich onder het verband bevindt stap ik op de man af en krijg een briefje in mijn handen gedrukt dat is geschreven in keurig Nederlands door een waarschijnlijk nog keuriger zuster uit een gezondheidspost in het binnenland met een - zo stel ik me voor - maagdelijk wit uniform aan en een rood kruis op het hoofd. Een bereidwillige verpleegster helpt me vertalen. De man en zijn vriend waren bezig met het zoeken naar goud en toen is hij in zijn gezicht geraakt door een op hol geslagen tuinslang. Een tuinslang inderdaad. Ja, zijn vriend ook. Wanneer? Gisteravond rond 10 uur. Ik kijk op mijn horloge en zie dat de wijzers nagenoeg dezelfde tijd aangeven. Het gezelschap heeft er een etmaal over gedaan de hoofdstad te bereiken.
Tijdens het verwijderen van het verband, wordt de schade bij iedere afwikkeling duidelijker zichtbaar. Terwijl de huid benaderd wordt, wordt de rode vlek niet alleen steeds groter, maar ook helderder en kleveriger. Als ik uiteindelijk alles heb afgepeld, resten nog 5 a 6 grote gazen die als gigantische rode postzegels over elkaar heen zijn gelegd. Als ik met mijn rechterhand de meest linker optil, volgt de rest vanzelf. Het resultaat dat eronder verschijnt is onverwacht huiveringwekkend.
Vanaf enkele centimeters naast de linker mondhoek loopt een gapende snijverwonding voor het linker oor langs omhoog het oerwoud van zwarte rasta's in, alwaar het door de densideit ervan aan het oog wordt onttrokken, maar waar toch de stolsels en het druppelende verse bloed het spoor prijsgeven. Met een gehandschoende (!) vinger vervolg ik de wond door de druipende dropveters en als ik het bovenste punt van zijn hoofd bereik, zoekt de snee zijn weg richting de opperhuid en is het eindpunt/beginpunt bereikt. De man heeft contact gehad met een zeer bijzonder soort tuinslang die een dergelijke verwonding kan veroorzaken en waarvan ik het bestaan niet ken. Op mijn suggestie of er misschien ook een kapmes in de buurt was wordt met zeer slecht gespeelde verbazing gereageerd. Hij is een legale goudzoeker, heeft nooit wat met criminelen te maken gehad. Zijn gezin is waar hij voor werkt.
Een gram goud gaat in Suriname voor ongeveer $20. In de regio waar gedolven wordt is de koorts hoog en de concurrentie letterlijk moordend. In het blijkbaar ooit idyllische oerwoud heeft de mineralenvondst geleid tot een lelijke transformatie en maken Braziliaanse bende's met machette's en AK-47's de dienst uit. Het goud wordt geruild voor zuivere cocaine, in de gewichtsverhouding 5:1, wat sneller is te transporteren en sneller is te verhandelen op de begeerlijke markt. Alles is geoorloofd in dit wetteloze Wilde Westen en het waarschijnlijk nog milde resultaat ervan ligt voor me zwetend te kermen van de pijn.
Omdat er teveel tijd is verstreken om de wond te hechten wordt de plastisch chirug gebeld. In afwachting op zijn/haar komst, begin ik alvast met de voorbereidingen. Met jodium dep ik de wond, die zeker 30 cm lang is en die op de wang zo diep is dat de huid als een Rode Zee uit elkaar is geweken. Vervolgens neem ik de schaar ter hand en worden de stinkende rasta's gekortwiekt. Tot slot pak ik een scheermes en scheer ik een gebied ter grootte van een aubergine kaal, de wond als een middenlijn erdoorheen laten lopend. Terwijl ik bezig ben met scheren, pak ik zo af en toe een nog druipende, afgeknipte rasta tussen mijn vingers en wring er de druppels bloed uit. Ook de man is inmiddels in zijn eigen gedachten verzonken en met de ogen gesloten praat hij voor zich uit, tegen niemand in het bijzonder: "Mi Golden Boy. Mi breek them mars!"
De bange bakra
Sommige diagnosen zijn vanachter de balie te stellen; het behoeft niet veel ervaring om iemand met een niersteenkoliek, een zwangere vrouw die op het punt staat te bevallen of een hysterica met hyperventilatie te herkennen. Daar waar in Nederland ook het hartaanval van mijlen is te zien aan de asgrauwe kleur van het gelaat, is dat in Suriname toch wat lastiger. Dat is natuurlijk totdat de Nederlander naar Suriname komt om hier vakantie te vieren en een groot stolsel ook besluit op reis te gaan richting de kransslagader. Het was dan ook klassiek en exemplarisch, een prachtig prototype, een leerzaam voorbeeld uitermate geschikt voor een klinisch college over het myocard infarct.
Langzaam komt hij aangesloft, zijn witte voeten met de rode muggenbulten steken en een paar zwarte, doorlopen sandalen. De spijkerbroek hangt op half zeven maar hij maalt daar niet om. Het enige dat hem bezig houdt is die drukkende pijn op zijn borst, alsof er een nijlpaard op rust, terwijl dat martelende gevoel uitwaaierd naar zijn kaken en rechter schouder. Het vuile, witte shirt is doorweekt en zijn haren zijn kletsnat terwijl buiten slechts een blauwe lucht is waar te nemen. In een vruchteloze poging de onafgebroken pijn te dempen heeft hij zijn vuist tegen zijn borstbeen aangedrukt: "Ik heb het zo benauwd!", klinkt het uit de mond van de vakantieganger die moeizaam tegen de balie aanleunt en bij wie de grauwe kleur het bruin van zijn gezicht heeft verdrongen.
Er wordt al een bed aangereden door de verpleegkundige maar de afstand is te groot. In een wanhopige poging de enkele meters naar het begeerlijke bed te bereiken, waggelt hij erop af. De inspanning wordt niet beloond: hij maakt een gevaarlijke zwaai naar rechts en valt tegen de schoonmaakster aan die net bezig was de medicijnkast schoon te maken en het hele gebeuren met lichte verbazing heeft aanschouwd. Ze wordt tegen de glimmende deur van de kast aangedrukt door het grote lichaam van de man, en met afgrijzen heft ze beide handen en wappert ermee alsof ze een vies insect van zich wil afslaan. De man zakt verder af en beland met zijn rechter wang op haar schoenen. Drie verpleegkundigen proberen hem op het bed te tillen, maar zijn gewicht en de zwaartekracht zijn sterkere tegenstanders. Als ik hem aan zijn riem optrek lukt het ons hem op bed te hijsen. Desperaat hapt de man naar lucht, de ogen in doodsangst, de vuisten gebald. Niet snel hierna ontspannen de spieren als het bewustzijn wordt verloren.
Op de monitor is te zien dat de man het begin van het einde al heeft bereikt en als er een tube in zijn luchtpijp is geschoven wordt hij geklapt met de populaire defibrillator die heden ten dage volgens cardiologen in Nederland in iedere sportclub, bibliotheek, museum, bioscoop en McDonals aan de muur zou moeten hangen. Na tweede schokken heeft het hart van de man wel een normale elektrische activiteit maar nog geen pols; het einde komt nu wel naderbij. Als ik na een minuut te hebben gemasseerd mijn vingers in zijn nek leg, voel ik opgelucht het ritmische kloppen.
Een hartfilmpje is snel gemaakt en het effect van de afsluiting is evident zichtbaar op het zachtroze papier. De man komt onrustig weer bij kennis en kokhalst de tube uit zijn keel. Een zorgvuldig plaksel van stevig tape voorkomt dit en hij grijpt met beide handen het uiteinde van de pijp om het eruit te trekken. Als de bloederige tube eruit is bedaart de man wat. Zijn metgezel, die in stille afwachting nog bij de balie staat, wordt gewenkt en wat bedremmeld komt hij naderbij. Eenmaal bij het bed herkent hij opnieuw zijn reisgenoot, die weer kleur op zijn gezicht heeft gekregen. "Als ik het ziekenhuis uitkom, moeten we maar snel een mooi feessie geven", zegt de man tegen zijn vriend, die licht gegeneerd zijn ogen naar zijn voeten richt.
Langzaam komt hij aangesloft, zijn witte voeten met de rode muggenbulten steken en een paar zwarte, doorlopen sandalen. De spijkerbroek hangt op half zeven maar hij maalt daar niet om. Het enige dat hem bezig houdt is die drukkende pijn op zijn borst, alsof er een nijlpaard op rust, terwijl dat martelende gevoel uitwaaierd naar zijn kaken en rechter schouder. Het vuile, witte shirt is doorweekt en zijn haren zijn kletsnat terwijl buiten slechts een blauwe lucht is waar te nemen. In een vruchteloze poging de onafgebroken pijn te dempen heeft hij zijn vuist tegen zijn borstbeen aangedrukt: "Ik heb het zo benauwd!", klinkt het uit de mond van de vakantieganger die moeizaam tegen de balie aanleunt en bij wie de grauwe kleur het bruin van zijn gezicht heeft verdrongen.
Er wordt al een bed aangereden door de verpleegkundige maar de afstand is te groot. In een wanhopige poging de enkele meters naar het begeerlijke bed te bereiken, waggelt hij erop af. De inspanning wordt niet beloond: hij maakt een gevaarlijke zwaai naar rechts en valt tegen de schoonmaakster aan die net bezig was de medicijnkast schoon te maken en het hele gebeuren met lichte verbazing heeft aanschouwd. Ze wordt tegen de glimmende deur van de kast aangedrukt door het grote lichaam van de man, en met afgrijzen heft ze beide handen en wappert ermee alsof ze een vies insect van zich wil afslaan. De man zakt verder af en beland met zijn rechter wang op haar schoenen. Drie verpleegkundigen proberen hem op het bed te tillen, maar zijn gewicht en de zwaartekracht zijn sterkere tegenstanders. Als ik hem aan zijn riem optrek lukt het ons hem op bed te hijsen. Desperaat hapt de man naar lucht, de ogen in doodsangst, de vuisten gebald. Niet snel hierna ontspannen de spieren als het bewustzijn wordt verloren.
Op de monitor is te zien dat de man het begin van het einde al heeft bereikt en als er een tube in zijn luchtpijp is geschoven wordt hij geklapt met de populaire defibrillator die heden ten dage volgens cardiologen in Nederland in iedere sportclub, bibliotheek, museum, bioscoop en McDonals aan de muur zou moeten hangen. Na tweede schokken heeft het hart van de man wel een normale elektrische activiteit maar nog geen pols; het einde komt nu wel naderbij. Als ik na een minuut te hebben gemasseerd mijn vingers in zijn nek leg, voel ik opgelucht het ritmische kloppen.
Een hartfilmpje is snel gemaakt en het effect van de afsluiting is evident zichtbaar op het zachtroze papier. De man komt onrustig weer bij kennis en kokhalst de tube uit zijn keel. Een zorgvuldig plaksel van stevig tape voorkomt dit en hij grijpt met beide handen het uiteinde van de pijp om het eruit te trekken. Als de bloederige tube eruit is bedaart de man wat. Zijn metgezel, die in stille afwachting nog bij de balie staat, wordt gewenkt en wat bedremmeld komt hij naderbij. Eenmaal bij het bed herkent hij opnieuw zijn reisgenoot, die weer kleur op zijn gezicht heeft gekregen. "Als ik het ziekenhuis uitkom, moeten we maar snel een mooi feessie geven", zegt de man tegen zijn vriend, die licht gegeneerd zijn ogen naar zijn voeten richt.
Een slecht rapport
Plotseling staat hij daar, verwilderd en met grote schrik in zijn ogen, vragend rondkijkend terwijl hij het slappe, haast levenloze lichaam van een jongen in zijn armen houdt. De tranquille rust is verdwenen en terwijl een bed wordt aangereden ontfermt een sterke zwarte verpleger zich over de slappe en bleke puber. Eenmaal op bed klinkt alleen het moeizame kreunende gereutel van de uitademing die zich een weg pruttelt door het gele, bruisende schuim om zijn mond.
De man, ik vermoed de vader, duwt mij een brief in de hand. "Graag uw advies bij een vermoedelijke auto-intoxicatie" is slechts een ondertiteling bij het gebeuren. De eerste handelingen nemen hun aanvang en terwijl de verpleegkundige getallen roept, hoop ik de man tot een wat gedetailleerde versie van het verhaal te verleiden. Tot nog toe is het stamelen van een schamel "hij had alleen maar een slecht rapport" het enige dat mij bereikt. De zaalarts komt aangelopen en dwingt de man tot nadere uitleg. Toen hij en zijn vrouw waren thuisgekomen hadden zij de jongen in bad aangetroffen, niet wekbaar met naast zich een openstaande fles. De inhoud was iets voor de motor, maar of dat nu olie, ruitenwissergoedje, remvloeistof of accuzuur was, kon de man niet vertellen. "Om schoon te maken", was de weinig behulpzame toevoeging.
We maken ons op voor het spoelen van de maag. Hiervoor is een speciale kamer ingericht met een grote afvoerput en plastic schorten waar we tot de kruin toe beschermd de maag laten vollopen. En terwijl de ondefinieerbare, weeig ruikende, maaginhoud naar buiten komt, stromen de eerste concrete gegevens binnen. De jongen is blijven zitten en heeft ongeveer 2 uur geleden ethyleenglycol gedronken. Dit zei mij weinig, maar het is wat wij kennen als anti-vries. Waar iemand anti-vries voor nodig heeft in een land waar de temperatuur nooit onder de 18 graden komt, is mij nog steeds een raadsel, maar na het lezen van de effecten van het spul wanneer het wordt ingenomen kreeg ik het toch wel warm. Een vergiftiging met anti-vries verloopt - evenals sex - in 3 fasen. De opwinding bestaat uit neurologische verschijnselen varierend van onrust tot coma, de plateau fase gaat gepaard met een lage bloeddruk en zogenaamde elektrolytstoornissen en als tot slot de climax wordt bereikt houden de nieren ermee op.
Eenmaal gespoeld was de internist reeds ingelicht en met een katheter in zijn blaas, een kapje op zijn nog steeds schuimende mond en een maag vol norit vertrok de suicidale doublant naar de intensive care, zijn ouders achterlatend op de spoedeisende hulp met een gevoel dat zeker slechter is dan de cijfers op zijn rapport.
De man, ik vermoed de vader, duwt mij een brief in de hand. "Graag uw advies bij een vermoedelijke auto-intoxicatie" is slechts een ondertiteling bij het gebeuren. De eerste handelingen nemen hun aanvang en terwijl de verpleegkundige getallen roept, hoop ik de man tot een wat gedetailleerde versie van het verhaal te verleiden. Tot nog toe is het stamelen van een schamel "hij had alleen maar een slecht rapport" het enige dat mij bereikt. De zaalarts komt aangelopen en dwingt de man tot nadere uitleg. Toen hij en zijn vrouw waren thuisgekomen hadden zij de jongen in bad aangetroffen, niet wekbaar met naast zich een openstaande fles. De inhoud was iets voor de motor, maar of dat nu olie, ruitenwissergoedje, remvloeistof of accuzuur was, kon de man niet vertellen. "Om schoon te maken", was de weinig behulpzame toevoeging.
We maken ons op voor het spoelen van de maag. Hiervoor is een speciale kamer ingericht met een grote afvoerput en plastic schorten waar we tot de kruin toe beschermd de maag laten vollopen. En terwijl de ondefinieerbare, weeig ruikende, maaginhoud naar buiten komt, stromen de eerste concrete gegevens binnen. De jongen is blijven zitten en heeft ongeveer 2 uur geleden ethyleenglycol gedronken. Dit zei mij weinig, maar het is wat wij kennen als anti-vries. Waar iemand anti-vries voor nodig heeft in een land waar de temperatuur nooit onder de 18 graden komt, is mij nog steeds een raadsel, maar na het lezen van de effecten van het spul wanneer het wordt ingenomen kreeg ik het toch wel warm. Een vergiftiging met anti-vries verloopt - evenals sex - in 3 fasen. De opwinding bestaat uit neurologische verschijnselen varierend van onrust tot coma, de plateau fase gaat gepaard met een lage bloeddruk en zogenaamde elektrolytstoornissen en als tot slot de climax wordt bereikt houden de nieren ermee op.
Eenmaal gespoeld was de internist reeds ingelicht en met een katheter in zijn blaas, een kapje op zijn nog steeds schuimende mond en een maag vol norit vertrok de suicidale doublant naar de intensive care, zijn ouders achterlatend op de spoedeisende hulp met een gevoel dat zeker slechter is dan de cijfers op zijn rapport.
Over drie beklemde personen, twee ambulances en een lach
"Dit is adjudant Braafheid van het politiekorps voor het Academisch Ziekenhuis", klinkt het krakend in onvervalst Surinaams door de microfoon die achter de balie staat. De hoofdzuster van de SEH, uitgedost in een even krakend wit uniform met een kartonnen vouwsel op haar hoofd, lijkt zo uit een film uit de jaren 50 gestapt. Rustig loopt ze naar de microfoon. "Hier de hoofdzuster. Zegt u het maar"."We zijn bij een auto-ongeval op de kruising van de Keizerstraat en de Domineestraat. Er zijn 2 auto's betrokken en drie personen zijn beklemd". Er volgt een stilte, steekwoorden worden opgeschreven en dan is het antwoord: "Drie personen beklemd. Begrepen".
Terwijl de hoofdzuster rustig de microfoon terugplaatst worden de eerste activiteiten waargenomen. Patienten op de zaal voor de balie worden op de gang geplaatst, medicijnen worden opgetrokken en de chirurg wordt gebeld. Enkele verpleegkundigen trekken een fluoriserend hesje aan en stappen in de gereed staande ambulances. Het kwartier dat volgt staat bol van stilte voor de naderende storm; het kletsen is gestopt, de monitor piept niet en zelfs de patienten in de hal lijken het komende onheil onbewust te beseffen en houden zich opvallend gedeisd. "Hier broeder Kraribi op de ambulance voor de SEH". De stem uit de microfoon lijkt een startschot voor de zaalarts en sneller dan haar gewoon is loopt zij op de microfoon af."Hier dokter Tjaksie op de Spoedeisende hulp. Zegt u het maar broeder Kraribi". "Wij zijn aangekomen bij het ongeval. Er is niemand beklemd. Een man heeft een beenfractuur en de bijrijder een snijwond op zijn wang".
Het is moeilijk in te schatten of de stilte die volgt er een is van opluchting of irritatie. "Niemand beklemd. Begrepen", en langzaam legt de zaalarts de microfoon op zijn plaats. Het klikje dat normaal klinkt wordt niet gehoord omdat achter de rug van de zaalarts een schelle stem klinkt van de forse Creoolse verpleegkundige. "Weten die politie dan niet wat beklemd is. Als je niet uit de auto kan komen ben je beklemd en anders ben je niet beklemd". Haar logica vindt direct bijval. "Die politie weten niets ervan. Hebben zij geen EHBO gehad ofzo?". "Jawel! Zeker weten! Die politie krijgt altijd een EHBO, maar zij weten het gewoon niet. Een keer zegt die politie over de microfoon dat er iemand was met een steekwond achter het oor. Toen ze hier kwamen had die man gewoon een schrammetje. Zij moeten gewoon beter kijken toch!"
Aan de zaalarts gaat deze discussie voorbij en zij belt de chirurg op om mee te delen dat zijn expertise in deze niet op de proef hoeft te worden gesteld. Hoewel het aantal decibellen fors is toegenomen lijkt de rust toch wedergekeerd. Ook de schoonmakers, die de hele dag bezig zijn om de vloeren glanzendglimmend te poetsen, hervatten hun dagelijkse dweiltocht. Als ik begrijp dat het allemaal niet zo spectaculair zal worden als ik diep in mijn hart had gehoopt, loop ik naar de balie. Op het moment dat ik de formulieren van de patient waar ik mee bezig was oppak, klinkt opnieuw de Surinaamse stem van broeder Kraribi door de microfoon. "Broeder Kraribi voor de SEH". De hoofdzuster laat haar ongezouten mening over de medische kennis van de agenten voor wat het is en loopt naar de mircofoon. "Hier de hoofdzuster. Zegt u het maar". "We hebben zojuist een aanrijding gehad met een andere ambulance. Er zijn geen gewonden maar we hebben een andere ambulance nodig". Enige vorm van schuldbewustheid wordt, mocht het er zijn, door het krakende geluid weggevangen. De hoofdzuster vertrekt geen spier. "Begrepen", en de mircofoon wordt op zijn plaats teruggezet. Ze draait zich om, kijkt om zich heen en richt haar ogen op een verpleger die bezig is de bloeddruk van een patient op te nemen. "Broeder Singh!! Ga met zuster Pavilou met de ambulance naar het plaats van het ongeval om die patient op te halen".
Geen gelach, geen gegiechel, geen stomme verbazing, geen ongeloof op de gezichten. Gewoon 2 ambulances die ter plaatste van een aanrijding zelf een aanrijding met elkaar hebben gekregen.
"Zuster Hadjoe", vraag ik voorzichtig aan de Hindoestaanse verpleegster die mij erg vriendelijk oogt. Ik hoop namelijk dat ze mij wil helpen bij het hechten van een wond. "Waarom vraag je het niet aan mij?", klinkt de stem van de forse Creoolse verpleegster. "Zij is al getrouwd hoor!", en gierend schieten alle verplegers en verpleegkundigen in de lach, elkaar op de schouders slaand, onderwijl "Ssssaaaank!!" uitroepend. Als ik wat ongemakkelijk om me heen kijk zie ik dat ook de zaalarts mee grinnikt.
Terwijl de hoofdzuster rustig de microfoon terugplaatst worden de eerste activiteiten waargenomen. Patienten op de zaal voor de balie worden op de gang geplaatst, medicijnen worden opgetrokken en de chirurg wordt gebeld. Enkele verpleegkundigen trekken een fluoriserend hesje aan en stappen in de gereed staande ambulances. Het kwartier dat volgt staat bol van stilte voor de naderende storm; het kletsen is gestopt, de monitor piept niet en zelfs de patienten in de hal lijken het komende onheil onbewust te beseffen en houden zich opvallend gedeisd. "Hier broeder Kraribi op de ambulance voor de SEH". De stem uit de microfoon lijkt een startschot voor de zaalarts en sneller dan haar gewoon is loopt zij op de microfoon af."Hier dokter Tjaksie op de Spoedeisende hulp. Zegt u het maar broeder Kraribi". "Wij zijn aangekomen bij het ongeval. Er is niemand beklemd. Een man heeft een beenfractuur en de bijrijder een snijwond op zijn wang".
Het is moeilijk in te schatten of de stilte die volgt er een is van opluchting of irritatie. "Niemand beklemd. Begrepen", en langzaam legt de zaalarts de microfoon op zijn plaats. Het klikje dat normaal klinkt wordt niet gehoord omdat achter de rug van de zaalarts een schelle stem klinkt van de forse Creoolse verpleegkundige. "Weten die politie dan niet wat beklemd is. Als je niet uit de auto kan komen ben je beklemd en anders ben je niet beklemd". Haar logica vindt direct bijval. "Die politie weten niets ervan. Hebben zij geen EHBO gehad ofzo?". "Jawel! Zeker weten! Die politie krijgt altijd een EHBO, maar zij weten het gewoon niet. Een keer zegt die politie over de microfoon dat er iemand was met een steekwond achter het oor. Toen ze hier kwamen had die man gewoon een schrammetje. Zij moeten gewoon beter kijken toch!"
Aan de zaalarts gaat deze discussie voorbij en zij belt de chirurg op om mee te delen dat zijn expertise in deze niet op de proef hoeft te worden gesteld. Hoewel het aantal decibellen fors is toegenomen lijkt de rust toch wedergekeerd. Ook de schoonmakers, die de hele dag bezig zijn om de vloeren glanzendglimmend te poetsen, hervatten hun dagelijkse dweiltocht. Als ik begrijp dat het allemaal niet zo spectaculair zal worden als ik diep in mijn hart had gehoopt, loop ik naar de balie. Op het moment dat ik de formulieren van de patient waar ik mee bezig was oppak, klinkt opnieuw de Surinaamse stem van broeder Kraribi door de microfoon. "Broeder Kraribi voor de SEH". De hoofdzuster laat haar ongezouten mening over de medische kennis van de agenten voor wat het is en loopt naar de mircofoon. "Hier de hoofdzuster. Zegt u het maar". "We hebben zojuist een aanrijding gehad met een andere ambulance. Er zijn geen gewonden maar we hebben een andere ambulance nodig". Enige vorm van schuldbewustheid wordt, mocht het er zijn, door het krakende geluid weggevangen. De hoofdzuster vertrekt geen spier. "Begrepen", en de mircofoon wordt op zijn plaats teruggezet. Ze draait zich om, kijkt om zich heen en richt haar ogen op een verpleger die bezig is de bloeddruk van een patient op te nemen. "Broeder Singh!! Ga met zuster Pavilou met de ambulance naar het plaats van het ongeval om die patient op te halen".
Geen gelach, geen gegiechel, geen stomme verbazing, geen ongeloof op de gezichten. Gewoon 2 ambulances die ter plaatste van een aanrijding zelf een aanrijding met elkaar hebben gekregen.
"Zuster Hadjoe", vraag ik voorzichtig aan de Hindoestaanse verpleegster die mij erg vriendelijk oogt. Ik hoop namelijk dat ze mij wil helpen bij het hechten van een wond. "Waarom vraag je het niet aan mij?", klinkt de stem van de forse Creoolse verpleegster. "Zij is al getrouwd hoor!", en gierend schieten alle verplegers en verpleegkundigen in de lach, elkaar op de schouders slaand, onderwijl "Ssssaaaank!!" uitroepend. Als ik wat ongemakkelijk om me heen kijk zie ik dat ook de zaalarts mee grinnikt.
Abonneren op:
Posts (Atom)