FRANS TIMMERMANS KAN NIET MEER ‘GELIKED’ WORDEN



Nog geen drie weken minister van Buitenlandse Zaken, maar nu al is hij zijn 5000 vrienden kwijt. Frans Timmermans heeft besloten om zijn Facebook pagina stop te zetten. Aanleiding hiervoor is het verschijnen van talloze hatelijke berichten over het conflict in de Gazastrook op zijn 'wall'. Frans zag de frontlinie van de oorlog wel erg dichtbij komen en koos met de staart tussen de benen het hazenpad.


Hij heeft het ook niet makkelijk, maar dat zal voor een man met een dergelijk intellect niet onverwachts zijn gekomen. Want aan de frisse wind die nu na Uri Rosenthal door Buitenlandse Zaken waait, zit volgens velen een luchtje. Sinds Rosenthal is afgetreden (hij verscheen overigens niet op zijn eigen afscheidsreceptie), en plaats heeft gemaakt voor Timmermans, zou het nu namelijk toch zomaar kunnen voorkomen dat het beleid van Israël en de acties die daaruit voortvloeien niet met een vriendelijke glimlach en een welkomstgroet worden ontvangen, maar met een frons en over elkaar geslagen armen. 

Concreet zou dit bijvoorbeeld kunnen resulteren in een verklaring van het ministerie waarin staat dat het “verontrust” is over de bouw van nieuwe nederzettingen op Palestijns grondgebied, in plaats van de eerdere carte blanche van Rosenthal. Of een officiële reactie op de bouw van de muur, die behelst dat het ontoegankelijk maken van scholen en boomgaarden voor de Palestijnse bevolking “contra-productief” is. Dergelijke klakkeloze kritiek is natuurlijk niet makkelijk te versmaden. Sterker nog: het riekt naar antisemitisme! 

Dus wordt Timmermans nu geconfronteerd met zijn woorden die hij voor zijn ministerschap heeft geuit. En daarbij is alle subtiliteit verlaten en is zijn pagina gebombardeerd met onsmakelijke vuilspuiterij (vanuit beide kampen!), waarbij maar weer eens te meer is gebleken dat met extremisten geen discussie is te voeren. 

Timmermans heeft zich laten intimideren en heeft eieren voor zijn geld (lees: de weg van de minste weerstand) gekozen. Een lafhartig besluit dat zijne excellentie niet waardig is. Niet alleen zijn er goede manieren om op Facebook onwellevende bezoekers c.q. vrienden te weren, maar daarnaast heeft Timmermans, helaas ook uit naam van het kabinet en zijn departement, een knieval gemaakt voor deze - veelal filosemitische - fanatici.    


     

Oh no!

De overheid van Sri Lanka houdt niet van ons. Dat laat zij duidelijk merken. Wij zijn niet welkom, zijn pottenkijkers, ons werk is gedaan nu de oorlog is afgelopen en we zijn niet meer dan luizen in de pels. En dus duurt de procedure voor een visum bijna 5 maanden. De expats voor de ‘ontmijningorganistaties’ hebben een visum binnen 2 weken. Zij zijn duidelijk wel welkom. Voor ons legt deze frustrerende papiermolen een bom onder de continuïteit van zorg voor onze orthopedische patiënten.

De nieuwe anesthesist is er nog niet en dokter Tim, de anesthesist met een Schotse tint, ligt op een strand aan de oostkust van Australië. En dus moest dokter Masaji wederom zijn operatieprogramma veranderen, want zonder anesthesist geen grote ingrepen. En dat is voor een man die zich ergens in het autistische spectrum bevindt bepaald geen grapje. 

Maar Masaji is niet voor één gat te vangen en heeft het programma volgestopt met patiënten die aan hun arm of hand moeten worden geopereerd. Dat kan hij namelijk doen onder lokale verdoving. Zegt hij. En dus bespreken Michael – de operatie-assistent uit Amerika – en ik de avond voor de eerste operatie, gebogen over een spel backgammon, de mogelijke problemen. Michael zal morgen namelijk de ‘interim-anesthesist’ zijn terwijl Masaji de elleboog van een 17 jarige jongen van binnen wil gaan bekijken. 


“The worst thing that could happen”, zegt Michael nadat hij een tijdje naar het bord heeft gestaard, “is if Masaji cuts the brachial artery.” 

Tja, daar ben ik het wel mee eens. De zenuw zou ook vrij vervelend zijn maar dat zal tijdens de operatie zelf geen directe stress voor Michael opleveren. Het doornemen van de slagader daarentegen!

“But we always have a tourniquet to control any bleeding”, zeg ik en daar is Michael het dan weer mee eens. En zo stellen wij elkaar gerust, en nadat Michael backgammon les heeft gekregen gaan we beiden met een gerust hart naar bed.

Voordat ik mijn kapje opzet om de OK binnen te gaan, grijpt Michael me bij de arm. Of ik een idee heb hoe lang de operatie gaat duren? In mijn hoofd maak ik een schatting. De ellepijp en spaakbeen zijn net voorbij de elleboog met elkaar vergroeid dus dat moeten we losmaken. Dan een spier ertussen plaatsen om te zorgen dat het niet weer aan elkaar gaat vastgroeien en dan sluiten. Normaal misschien een uur, maar Masaji neemt altijd zijn tijd.

“One hour and a half. Roughly”, zeg ik tegen Michael.

“Okidoki!”, en hij stapt de OK in. 

Ik volg hem en de jongen ligt al op tafel. Hij kijkt mij aan want hij heeft zijn hoofd helemaal naar links gedraaid terwijl Masaji zijn rechter hals betast. En nog geen seconde nadat Masaji “now stay still” heeft gemompeld, verdwijnt er een lange naald in zijn geheel in de nek van de nietsvermoedende jongen, niet lang daarna gevolgd door een schok van zijn rechter arm. Masaji injecteert hierop rustig de gehele spuit in de hals van de jongen. 

“You feel numbness light side?”, vraagt Masaji.

Via de vertaler komt het antwoord van de jongen ons ten ore.

“Yes sir. He has pain in the neck!”. Dit is mij voor het signaal om te gaan wassen. 

Voordat Masaji begint, plaatst hij nog een infuus in de rechter arm en nadat het tourniquet is opgeblazen, injecteert Masaji lokale verdovingsvloeistof in de arm. Nu kunnen we echt beginnen. We zijn een eind onderweg en liggen goed op schema. De elleboog is geopend en met de zaag is Masaji bezig de onnatuurlijke verbinding tussen ellepijp en spaakbeen (waardoor de jongen zijn dominante rechter hand niet kan draaien) door te zagen. Maar Masaji is niet tevreden. Hij wil beter zicht en aan het licht ligt het niet. Hij draait de arm om en maakt een incisie in de elleboogsplooi. Hij gaat de verbinding van voren benaderen. 


De voorste elleboogsplooi is druk. Er lopen hier een hoop structuren kriskras door elkaar heen en veel ruimte om te manoeuvreren is er niet. Het is zogezegd geen plek waar je in de problemen wil komen. Masaji werkt rustig en zorgvuldig, maar dan knipt het schaartje net iets te ver en spuit het bloed in ons beeld. Dat was ons eerder overkomen en wederom stopt Masaji zijn vinger op de bloeding. Langzaam haalt hij zijn vinger weg en kijkt eronder. Een diepe zucht volgt. Hij zet een klemmetje op het vat en kijkt nog eens.

“Oh no”, mompelt hij, “the blachial altely….”, en als hij een tweede klemmetje heeft geplaatst kan hij de schade pas echt goed bekijken.

“Oh no”, mompelt hij, “just befole the bifulcation….”, gevolgd door een paar Japanse woordjes. 

Masaji heeft de slagader geraakt, net voordat hij zich als een vork in tweeën splitst. 

“Tourniquet time is now 2 hours”, deelt de verpleegkundige ons mee en dat betekent dat het de hoogste tijd is om het tourniquet te ontspannen. Maar dat kan nu even niet. Dan zit het bloed op het plafond. 

“How long toulniquet?”, vraagt Masaji en als de verpleegkundige het nog eens heeft herhaald, antwoordt Masaji.

“Oh no!”, gevolgd door veruit de langste uitademing die ik ooit gehoord heb.    

Het stramien herhaalt zich. Masaji loopt naar zijn tas, krijgt zijn loep opgezet, vraagt voor zijn speciale instrumenten en hechtingen en op dat moment komt Michael binnen lopen. Achteraf zei hij dat het eerste wat hem opviel de met bloed doordrenkte doek onder de arm van de jongen was. 

“Everything ok? “, vraagt hij quasi-nonchalant aan mij maar zijn ogen staren naar het bloed.

“We are about to repair the brachial artery”, zeg ik.

“It happens”, zegt Michael maar zijn ogen priemen zich op de monitor en zenuwachtig klikt hij met zijn pen. 

Omdat het tourniquet al zo lang is opgeblazen, moet Masaji het piepkleine, maar essentiële buisje met het mes op de keel repareren. Dat doet hij. Met perfecte precisie. En als het tourniquet wordt ontspannen is de verbinding droog. We gaan verder. Maar als we de elleboog volledig hebben gemobiliseerd en de spier tussen de twee botdelen hebben gehecht, trekt de monitor onze aandacht. Michael kijkt onrustig over onze schouders.  Hij kijkt naar de patiënt, die rustig op tafel ligt.

“Can you ask him how he feels”, vraagt hij aan de vertaler. De jongen geeft een lang antwoord.

“He feels ok”, deelt de vertaler ons mede. 

“But then why is his heart rate so high? “, vraagt Michael zich af.

Ik vind 130 slagen per minuut voor een 17 jarige jongen die op zijn rug ligt ook wat hoog. 

“You guys have any bleeding down there again?”. Hij kan de irritatie in zijn stem nauwelijks verbergen. 

“Dry as the desert here, Mike”, zeg ik, maar ik wordt afgeleid omdat het laken begint te bewegen. De jongen schopt met de benen. 

“Is he OK?”, vraagt Michael opnieuw.

“Yes sir. He is okay”, zegt de vertaler.

“Then why is he moving his legs?”, vraagt Michael.

“Because Sir, he say he need to go to toilet”, zegt de vertaler. 

Dat is lastig maar wel goed te begrijpen. Hij ligt immers al bijna 6 uur op de smalle, te harde tafel. Maar als hij nu een hartslag van 130 per minuut heeft, dan is er niet heel veel tijd meer over voordat het gehele steriele veld, naast bloed, ook doordrenkt zal raken met urine. En dus wordt er gerend, door Michael, naar de zaal, om een urinaal te halen. 

Als Michael terug komt, gaan de steriele doeken omhoog en de urinaal tussen de benen.

“What is going on?”, vraagt Masaji, nog steeds verdiept in de bewegingen in de elleboog.

“The guy needed to pee Masaji”, zegt Michael.

“Oh yes”, mompelt  Masaji. “To pee….. ”, gevolgd door wat Japanse woordjes.
            

Bang voor naalden



De bestuurder van de tuk-tuk is duidelijk verdwaald en doet inmiddels ook geen pogingen meer om dit te verdoezelen. Al meer dan een uur zit ik hobbelend achterin met naast mij mijn trouwe rolkoffer als stille reisgenoot. Het zijn mijn eerste vakantiedagen en nadat ik eerst de stoffigheid van Vanuniya achter me heb gelaten, was het vandaag de beurt om de hectiek en uitlaatgassen van Colombo de rug toe te keren. Een gedenkwaardige treinreis, die mij in de vroege ochtend vanaf de vlakke kust naar de weelderige groene heuvels rondom Kandy met haar ontelbare theeplantages en watervallen bracht, was van een adembenemende schoonheid. Eenmaal in Kandy, nadat ik in een lokaal etablissement rond de klok van tien visroti met mierzoete koffie had genuttigd, had ik het plan opgevat om de meest aimabel ogende tuk-tuk bestuurder te verzoeken om mij naar het hotel te brengen, ergens buiten Kandy tussen de theeplantages en op één van de talloze heuvels. De halfhoge bruine laarzen, de zwarte, haast gesteven, broek met de riem en goudkleurigegesp om zijn middel, zijn smetteloos witte shirt met de strakke vouwen nog in de mouwen en hierboven de gebronsde, gladgeschoren tronie met lange zwarte krullen en volle lippen in een oprecht vriendelijke glimlach, geven de man eerder het cachet van een Milanese dandy – die natuurlijk nog wel steeds bij zijn moeder in huis woont  – dan van een tuk-tuk bestuurder. En dus stap ik op hem af.


Dat was anderhalf uur geleden. Inmiddels hebben we al twee resorts in de heuvels bezocht die, hoewel liefelijk gelegen, niet de mijne zijn. Zeker tien Sri Lankezen, allen hangend tegen een boom, fiets, bushokje of fruitkraampje, hebben ons de weg gewezen: gewoon rechtdoor! Toch blijft de man vriendelijk achterom kijkend en dit keer verontschuldigt hij zich openlijk:

“Sorry Sir. I don’t know this area very well. My hometown is Kandy. Very sorry sir!”  

Geen probleem natuurlijk en terwijl hij nogmaals glimlacht, schudt hij zijn hoofd zoals alle Sri Lankezen dat doen. Het kan van alles betekenen, maar in dit geval gewoon “OK”. En dus leun ik achterover en denk terug aan de middag van gisteren toen ik met mijn gehandschoende wijsvinger de diepe, onzichtbare holtes betaste van een omvangrijke decubituswond op de stuit van een vanaf de middel verlamd 16 jarig meisje. Het lijkt allemaal zo ver weg, maar het was nog geen etmaal geleden en op nog geen 300 kilometer van deze paradijselijke omgeving verwijderd.   


Toen Denistha 14 jaar oud was, maar nog te jong voor secundaire geslachtskenmerken, was zij voor de Tamil Tijgers oud genoeg om bloed te doneren voor hun gewonde strijders. Haar bloedgroep – O negatief –  samen met haar geslacht – in de Hindoestaanse cultuur per definitie ondergeschikt – en haar leeftijd – nog niet sterk genoeg om een AK-47 of zelfmoordbom te dragen – maakten haar de ideale bloeddonor en de Tamil Tijgers maakten dan ook dankbaar gebruik van haar onvrijwillige diensten. Hoeveel liters bloed zij gegeven moet hebben en hoeveel Tijger-levens zij gered heeft, vermeldt haar status niet, maar haar nu al maanden aanhoudende mutisme spreekt boekdelen. 

Vlak nadat zij haar 15e levensjaar was begonnen, wordt zij door haar superieuren beloond met een promotie. Zij was te goed bevonden voor het ritmische aftappen van bloed en plasma en mocht haar opwachting maken aan het front. Het Sri Lankese leger is inmiddels in haar offensief zover gevorderd dat alle hens aan dek moeten. En zodoende krijgt zij een stoomcursus Kalashnikov en een verdere indoctrinatie aangaande het kwaad dat met lijf en leden bestreden dient te worden. Maar tijdens de nachtelijke luchtaanvallen door onzichtbare, supersonische straaljagers en de oneindig veel vallende mortiergranaten, moet zij zich toch wel hebben afgevraagd wat zij in vredesnaam met deze haast lachwekkende bewapening in moest brengen tegen deze genadeloze militaire overmacht. 

Maar toen er naast haar een mortiergranaat ontplofte, was dit het startsein voor een nieuwe toevoeging aan haar niet geringe geestelijke marteling: een lichamelijke. Een vlijmscherpe granaatscherf had haar ruggenmerg doordrongen en terwijl zij met haar armen en mond om hulp smeekte, deden haar benen niets anders meer dan bewegingsloos aan haar heupen hangen. 

Gedurende drie dagen tijgerde zij letterlijk door rijstvelden en greppels, haar benen als een onnatuurlijke doch loodzware last achter zich aan slepend, als een prooidier drinkend uit bruine sloten, zich voedend met droog helmgras en levende insecten, totdat zij uiteindelijk door toevallige passanten werd gevonden die haar naar het dichtstbijzijnde ziekenhuis brachten. Daar kreeg zij te eten, een warme deken en te horen dat ze voor haar leven verlamd was door een ontplofte bom, vanuit de lucht geworpen door een onbekende Sri Lankese piloot. 

De stroom aan gewonden tijdens en vlak na het offensief – dat de Tamil Tijgers deed capituleren en  het Sri Lankese Leger de overwinningsbeker tot op de laatste druppel deed leegdrinken – was van een indrukwekkende proportie. In Vavuniya General Hospital, waar op dit moment 460 patiënten verblijven en er meer dan genoeg te doen is, lagen tijdens de hoogtijdagen bijna 3000 patiënten. Dat de dokters en verpleegkundigen met name bezig waren met het plaatsen van thoraxdrains, het overhechten van geperforeerde darmen, het zetten en fixeren van gebroken botten, , het incideren van grapefruit grote abcessen en het amputeren van velerlei ledematen, verklaart in mijn optiek zeer goed waarom ze geen oog hadden voor een doodstil, verlamd meisje dat normaal ademend in een bed in de hoek van de overvolle ziekenzaal lag. 

Maar toen de grootste drukte was geweest en er iets van rust wederkeerde, kregen diezelfde dokters en verpleegkundigen de schok van hun leven toen zij hun neus volgden en Denistha op haar zij draaiden. Het dagenlang continue op haar gevoelloze stuit liggen had de huid week en uiteindelijk kapot gemaakt. De urine en uitwerpselen die vrijelijk haar respectievelijk blaas en rectum verlieten deden de rest. Wat resulteerde was een geïnfecteerde doorligplek waar zelfs de meest geharde maag van omkeerde. 

Ze werd opgenomen in ons revalidatieproject waar direct een kweek werd afgenomen van de sloot aan pus die de wond dagelijks ongeremd verliet. Over de uitslag – die drie dagen later kwam – bestond geen twijfel: MRSA positief. Nou is een MRSA positieve uitslag in Sri Lanka niet het voorpaginanieuws dat het in Nederland wel is, maar het gevolg is ongeveer hetzelfde: contactisolatie. Ze moest worden verpleegd in een afzonderlijke hoek van de zaal, zover mogelijk verwijderd van de rest, met een scherm om haar bed en verpleegkundigen die dagelijks met blauwe schorten, mondkapjes en handschoenen haar wond kwamen verschonen. Toen dat niet hielp, werd al snel besloten haar terug te plaatsen naar Vavuniya General Hospital voor antibiotica. Via het infuus…

Haar weigering werd in eerste instantie afgedaan als puberale recalcitrantie, maar toen haar panische reactie op iedere poging haar te overtuigen van het nut van een infuusnaald disproportioneler werd, gingen langzaam de alarmbellen rinkelen en kwam zeer geleidelijk, stap voor stap, na lange gesprekken, haar onvoorstelbare voorgeschiedenis uit de mouw. En dus beperken wij ons tot dagelijkse verbandwisselingen in ons astronautenpak en probeer ik haar gemoedstoestand iets van een stimulans te geven door te zeggen:

“It looks better!”

Dat doet het ook, technisch gezien, maar het is van een schrijnende troosteloosheid dat te moeten verkondigen om een getraumatiseerde 16 jarige te proberen op te beuren. Ze zegt dan ook niets terug, heeft dat nog nooit tegen mij gedaan.

“This is it! This is your hotel!”

En de tuk-tuk bestuurder heeft de woorden nog niet uitgesproken of het bos opent zich en een idyllisch resort openbaart zich. Hij draait zich om en glimlacht. Opnieuw. En als hij de motor uitzet, klinkt op de achtergrond het ontegenzeggelijke geluid van een waterval die zich ergens tussen de theeplantages en de mangobomen heeft verstopt en wiens geklater niets anders roept dan:

“Vind me maar als je kan!”


Why wait when you can operate


“What do you know about orthopedics?”, is zijn vraag en de stilte en de serieuze blik die zich op mijn slaperige oogopslag vastbijt, geven aan dat ik geacht word deze vraag (waar in Nederland een 6-jarig assistentschap aan besteed wordt) stantepede te beantwoorden.Voornamelijk botten en breuken weet ik toch nog uit te brengen, maar het antwoord zint hem van geen kant, zoveel is wel duidelijk aan zijn woord en gebaar.

“No! Orthopedics is movement!” en ik bereid me voor op de monoloog die welhaast moet gaan volgen, waarin iedere medisch specialist uitlegt waarom zijn of haar specialisme het allerbelangrijkste vakgebied is, alle anderen overstijgend en superieur heersend boven de overige inferieure dokters, maar ik krijg een nieuwe vraag voorgeschoteld.

“How did Isaac Newton know about gravity?”, en nu ben ik werkelijk perplex. Mijn mond vol tanden doen ook hem begrijpen dat de vraag iets van elaboratie verdient. 

“Many people before Newton saw an apple fall from the tree. Why did he see so much more?"

Verdorie, wat een irritante hersengymnastiek wordt hier door deze pas gearriveerde Thaise orthopeed aan mij persoonlijk gegeven! Het is nog geen half negen ’s morgens, de operatiekamer is bedrijvig met rondlopend personeel, de airconditioning maakt het frisjes in het complex en Dr Seng zijn vragen – die hij als geweerschoten op mij afvuurt – zijn als turbulente luchtstromen die de rustige ochtendmist die nog in mijn hoofd rondhangt onaangenaam verstoren. 

“Newton vroeg zich af of de kracht die de appel naar de aarde trekt dezelfde was als de kracht die de maan in haar baan rond de aarde houdt”, was het zinnetje dat mijn natuurkunde leraar op de middelbare school ons herhaaldelijk verkondigde, maar dat kan Dr Seng toch niet als antwoord verwachten?


“No! He knew because his mind was focused! Orthopedics is about focus."

“So the mind is important. The mind used the body as a tool. What is the food for the mind?”

Opnieuw die stilte en ik kijk voor de verandering maar naar de tafel voor me waar zijn lichtmetalen dictafoon ligt. Het rode lampje geeft aan dat de dictafoon opneemt. Toen Dr Seng drie dagen geleden aankwam, heeft hij mij zijn elektrische vriend geïntroduceerd. Omdat hij graag zijn Engels wil verbeteren – grammaticaal goed maar met een moddervet Thais accent, alle ‘r’-en uitsprekend als een ‘l’ – neemt hij alle gesprekken op om ze ’s avonds opnieuw te beluisteren. Het rode licht op zijn dictafoon geeft mij echter weinig inzicht in het antwoord dat Dr Seng wil horen. Studeren misschien?  

“No! Knowledge is the food for the mind! Study is from textbooks. I hate textbooks!”

“So orthopedics is about knowledge! You know anatomy? Tell me all 19 muscles of the forearm!”

“Euh…, flexor carpi radialis, flexor carpi ulnaris, extonsor pollicis longus,…”

“DOCTORS!! You can start! The patient is asleep!” 

De stem van de anesthesiste – een maligne en vileine Duitse wiens stemgeluid bij zelfs de meest hardhorenden op aarde de koude rillingen over de rug doet lopen – komt als geroepen en nog voordat ik de eerste stap in de richting van de OK kan zetten, heeft Dr Seng al zijn dictafoon bij zich geborgen en beent hij naar de patiënt, die rustig onder zeil ligt.

Er staat externe fixatie van het rechter onderbeen met een spongiosaplastiek uit de heup op het programma. De onfortuinlijke patiënt was op het moment van de luchtaanval door het Sri Lankese leger op de verkeerde plaats (zijn eigen huis) en terwijl hij rende voor veilige beschutting, ontplofte de mortiergranaat achter zijn rug. Het stoma naast zijn navel en de meerdere littekens op zijn onderbeen zijn blijvende herinneringen aan onze voorgangers. De man mag van geluk spreken dat zijn wervelkolom nog intact is en dat de enige zenuwschade die hij heeft opgelopen de nervus peroneus is in zijn rechter been, waardoor hij altijd een klapvoet zal hebben. 

“Toulniquet tleehundled! Peliostilum! Rongeul! Scissol! Dlill! Dlill!! DLILL!!!”

De Duitse OK assistente – die zelf ook niet achteraan in de rij stond toen de onverstaanbare accenten werden uitgedeeld – heeft zichtbaar moeite met het begrijpen en vervolgens aanreiken van het juiste instrumentarium. Alleen “LIGHT!” herkent ze gelijk, direct de lamp bijstellend, maar Dr Seng heeft het tegen zichzelf, als hij tevreden is met de mobilisatie van de oude breuk en naar andere kant van de tafel komt om met de handzaag, beitel en hamer grote brokken bot uit de heup te halen te zagen, timmeren en te wrikken die we straks gaan gebruiken om het gat op te vullen. Na het kordate verzoek om een “CULLETTE” komt na enige aarzeling van de OK assistente een Madurodam ijslepel waarmee hij vlug hapjes beenmerg als ware het miniatuur bolletjes aardbeienijs in een kommetje schept.

Zijn techniek van het plaatsen van de externe fixateur is anders dan ik gewend ben, maar de vingervlugheid van de man is werkelijk fenomenaal. Zonder een handeling teveel, alles doordacht maar toch altijd momentum behoudend, plaatst hij eerste de pinnen aan de carbon buis voordat we ze het bot in schroeven. 


 “Just above the medial malleolus. Here the bone is strongest”, krijg ik als gratis advies mee.

Na het zorgvuldig bijknippen en plaatsen van de stukjes heupbot in het gat van het scheenbeen, sluiten we de wond nadat we van een urinekatheter een drain hebben gefabriceerd. De urinezak hangt aan het bed van de patiënt. We moeten niet vergeten om de verpleging straks uit te leggen dat de katheter een drain is zodat we niet na zonsondergang worden opgebeld met de mededeling dat de patiënt zo weinig plast en dat wat hij plast ook nog eens erg bloederig is.    

Dr Seng en ik drinken de mierzoete thee. Eigenlijk zou hij de status moeten vullen met wat inkt, maar ik heb al van hem begrepen dat hij een hekel heeft aan “paperwork”. Dus als ik ten faveure van de goede sfeer op de afdeling wat opdrachten tussen de lijntjes krabbel, begint Dr Seng waar hij was voor de operatie was geëindigd.

“So I know orthopedics from meditation. If you know my concept you can understand everything. Simplify what is difficult. I want to write a book about my concept. A book everybody in the world can read. But I am too busy. I have too much paperwork. Do you understand my concept Kees?”

En omdat ik half heb geluisterd en bezig ben met het schrijven van een aanvraag voor een post-operatieve röntgenfoto knik ik, tegen niets of niemand in het bijzonder.

“OK! Good! So maybe you can write my book?”  



Stel je voor


 
Stel je het volgende voor: je bent opperbevelhebber van de Sri Lankese strijdkrachten. Het offensief om het door de LTTE (Liberation Tigers of Tamil Eelam, oftewel de Tamil Tijgers) gedomineerde noorden van het land, dat een jaar geleden na een wapenstilstand van bijna 8 jaar begonnen is, is zeer succesvol: de A9, de belangrijkste verkeersader van zuid naar noord, is in bezit genomen, bevoorradingen en wapentransporten voor de LTTE zijn drastisch gereduceerd, de stad Kilinochchi, waar het hoofdkantoor van de LTTE was, is na hevig verzet uiteindelijk veroverd, 95% van het gebied is inmiddels in jouw bezit en de LTTE is teruggedreven tot een landstrook van nog geen 30 km aan de noord-oost kust van Sri Lanka. De aartsvijand, die de afgelopen decennia zoveel terreur heeft veroorzaakt,  kan letterlijk geen meer kant op; ze zitten als ratten in de val, omringd door een overmacht aan jouw manschappen en met de rug tegen de Indische Oceaan waar de marine driftig en continue patrouilleert.

Door de progressieve invasie van het leger vanuit drie verschillende kanten, is ook de burgerbevolking gevlucht en zijn hebben, bewust of onbewust, dezelfde route gekozen als de LTTE. En dus is de situatie nu als volgt: de haast volledige Tamil burgerbevolking van het noorden van Sri Lanka bevindt zich in dezelfde hermetisch afgesloten zone als het resterende verzet van de LTTE. Er wordt jou verteld dat het aantal burgers in het gebied wordt geschat op 250.000.

Ieder avondnieuws opent met een uitgebreid item over de aaneenschakelingen aan militaire successen die onder jouw bewindvoering zijn geboekt. De Singalese meerderheid van het land draagt je op handen: je staat op het punt om de burgeroorlog, die het land al 30 jaar in een wurggreep houdt,  te beëindigen. Het is geen kwestie meer óf de LTTE verslagen wordt, maar wanneer. Als je vooruit naar de frontlinie kijkt, kun je de overwinning ruiken, de meent is in zicht en met een dergelijk arsenaal aan manschappen, helikopters, vliegtuigen en marineschepen moet de klus binnen een maand geklaard kunnen zijn. En toch zitten die 250.000 burgers je niet helemaal lekker. De wereld kijkt mee, het Internationale Rode Kruis zit als een luis in je pels, maar dan gaat je telefoon. Het is de Minister President. Of je al weet wanneer hij officieel de overwinning op de LTTE op televisie kan aankondigen? De natie wacht ongeduldig.

Eigenlijk resten er drie opties en je gaat ze alle drie nog eens na. Je kunt Meneer Prabhakaran, de bevelhebber van de LTTE, opbellen en een vredesakkoord sluiten, maar eigenlijk laat je deze optie direct varen. In 2002 werd er een wapenstilstand besloten die beide kanten daarna gebruikten voor recuperatie en versterking voor een nieuwe strijd. Uitgesloten dus. De tweede optie is dat je een humanitaire corridor maakt die de burgerbevolking de gelegenheid geeft om het gebied te verlaten voordat je de vuurstorm laat losbarsten. In ieder geval zal dat het Internationale Rode Kruis, de VN en die andere irritante NGO’s die zo lopen te mekkeren over de mensenrechten even de mond snoeren. Maar pogingen om dit te organiseren mislukken hopeloos: burgers die proberen te vluchten worden door de LTTE zonder pardon in de rug geschoten en gecreëerde veiligheidszones worden door de vijand onder vuur genomen en gebombardeerd. En dus rest de laatste optie: de ogen sluiten voor de burgers en snel door de zure appel heen bijten. Het is niet anders en je zegt tegen jezelf en de anderen dat ze gewoon pech hebben gehad. Deze kans mag je niet meer laten gaan! 

Voordat je het slotoffensief begint, dwing je alle VN instanties, het Rode Kruis en andere hulpverleners om het gebied te verlaten zodat je ongestoord je gang kan gaan. Aan pottenkijkers geen behoefte, en terwijl de voltallige humanitaire gemeente gedwongen is zich te terug te trekken in Vavuniya en daar angstvallig afwacht, trek jij met al je manschappen en luchtmacht het gebied in, op weg naar de overwinning die zo grootst gevierd zal worden en jou onsterfelijk zal maken.
  Inmiddels is meer dan een jaar verstreken. Er is inderdaad vrede, er wordt niet meer gevochten, maar de militaire aanwezigheid wordt altijd gevoeld en is een constante herinnering aan het bloederige verleden van deze regio. Ook de aanblik van de patiënten, mannelijk en vrouwelijk, veelal niet ouder dan 35 jaar, doet de oorlog nog lang niet vergeten. Vorige maand zag ik de opname van de jongste patiënt tot nu toe in het revalidatieproject. Net 11 jaar oud, vanaf de tepels verlamd, de kogel nog in de linker long naast het hart, een vergroeiing van de rug door een heup die uit de kom is  door de hevige, oncontroleerbare spierspasmen in de benen en een fistel van zijn plasbuis, veroorzaakt door de te grote katheter die al 4 maanden niet verwisseld was.

Na een timide begin, lijkt hij zich steeds beter thuis te voelen. De nieuwe, gele rolstoel misschien wel de meest geliefde verandering voor hem, de riem om zijn borst houdt hem in een betere houding. Ook de fistel is inmiddels gesloten, de katheter verwisseld voor een schone en kindvriendelijkere en het onvrijwillige urineverlies is met medicijnen verholpen. Als hij volleybal speelt met de grote mannen, en hij enthousiast aanmoedigingen uitroept, valt zijn spel direct op. Achteloos retourneert hij iedere naar hem geworpen bal. Het is zonde dat iemand met zoveel balgevoel nooit meer zal lopen. Door één kogel, afgeschoten door één van jouw mannen.    
  
                       

Meneer Nikasan is terug!


Meneer Nikasan is weer terug. Natuurlijk waren de details over zijn opname en de indrukwekkende reeks aan amputaties – 5 in totaal – die hij heeft moeten ondergaan ook al tot het revalidatiecentrum doorgedrongen. Patiënten, verpleging, schoonmakers en keukenhulpen gelijk: allen informeerden zij dagelijks beleefd naar zijn situatie. De dag dat hij de orthopedie zaal in Vavuniya General Hospital verliet, had hij zijn haar keurig gekamd. Het welkomscommitee bestond uit een vrolijke meute mannen en vrouwen gehuld in hun zondagse kledij, aangevuld met een stuk of 20 patiënten in hun rolstoel. Hij werd binnengehaald als een teruggekeerde verlosser, en terwijl hij stralend in de morgenzon uit de ambulance werd getild en hij enthousiast handen schudde en schouderklopjes in ontvangst nam, bedekte een blauwe deken zijn amputatiestompen, beiden niet meer dan 15 centimeter bovenbeen bevattend.

De zorg van de stompen verdienen nog wel onze dagelijkse aandacht, maar meneer Nikasan heeft andere zaken aan zijn hoofd. Zijn zus heeft hem een DVD speler cadeau gedaan en terwijl ik samen met de jonge verpleegkundigen de stompen verzorg en verbindt, vult de stem van Rambo en het staccato van de afgeschoten kogels uit zijn mitrailleur de zaal. Met open mond bekijkt meneer Nikasan gebiologeerd de film die zijn zaalgenoten hem cadeau hebben gedaan. Die middag koop ik samen met Janet, een verpleegkundige uit Engeland, een koptelefoon.

Afgelopen vrijdag – meneer Nikasan is inmiddels alweer een week in zijn vertrouwde omgeving waar hij al 2 jaar vertoeft – rolt hij samen met een andere patiënt in zijn rolstoel over het terrein, in zijn handen een blik met chocoladerepen en op zijn schoot nog een extra ongeopende trommel met snoep. Iedereen krijgt een reep. Ook onze project coördinator Claudia, die nu bijna een maand haar Oost-Duitse scepter zwaait, wordt getrakteerd. Zij leidt een groep nonnen rond die graag een donatie willen geven voor het goede werk dat de organisatie voor deze vergeten populatie doet. Ook de nonnen mogen een graai doen uit de trommel. Ze schudden meneer Nikasan zijn hand, eentje knijpt zelfs vlug in zijn wang en feliciteren hem van harte. Er heerst een algemene feestvreugde!

Maar meneer Nikasan is helemaal niet jarig. Afgelopen vrijdag was de verjaardag van meneer Prabakarhan, de leider van de Tamil Tijgers die tijdens de laatste gevechten omkwam. Zijn status is die van een martelaar. En dus word zijn verjaardag door alle patiënten gevierd. Maar dat horen wij natuurlijk pas als wij in de auto zitten.