Een ernstige sportblessure


“Wat een geslaagde afsluiting van de avond!”, denkt hij terwijl hij even vlug zijn ogen laat glijden op het meisjesachtige gezicht onder hem. Haar voorhoofd glimt van het zweet, de ogen gesloten, het hoorbare kreunen zo bewust ingehouden. Vorige week waren ze elkaar tegengekomen bij de bushalte: het regende en de bus was verlaat. De ideale omstandigheden voor verbroedering en ze hadden nummers uitgewisseld. Hij had de stoute schoenen aangetrokken en haar mee uit gevraagd en nu de eerste avond zoveel sneller dan verwacht tussen de lakens is geëindigd laat hij alle gêne varen om zijn wellustige geslachtsdrift te bevredigen en haar hijgen te horen aanzwellen. Dit is geen seks meer denkt hij: dit is pompen! Maar als zij zich iets manoeuvreert – haar beweegreden hiervoor zal niet worden opgehelderd – is de climax plots van binnen handbereik verdwenen naar oneindig ver weg.

Zijn schreeuw is oorverdovend, maar als zij haar ogen naar hem opricht kan zij weinig genot lezen uit het gezicht boven haar. Deze halfopen mond, die samengeknepen ogen, die rimpels in de neus, die opgetrokken schouders kunnen toch nooit het resultaat zijn van een orgasme? Daarvoor ademt zijn gehele houding te veel pijn en solisme uit: hij is haar volledig vergeten. Hij rolt naar links, tegelijkertijd zijn beide handen naar zijn geslacht brengend, zich naast haar opkrullend als een egel. Opnieuw die schreeuw, nog harder nu. Sssst! De buren!

Het is na middernacht en de eerste hulp is leeg. Verpleegkundigen vullen de kasten bij, ordenen medicijnen, doen lichten uit in de behandelkamers. De receptioniste zet koffie, de bewaker sloft naar binnen, zaklamp op de grond voor hem schijnend en ik zoek tussen de dvd’s naar een geschikte. Een taxi stopt voor de slagboom, de bel gaat en de receptioniste stelt haar vraag: “Waar komt u voor?”. “Eerste hulp!” is het duidelijke antwoord en de slagboom gaat open.

De deur wordt opengedaan en een man strompelt binnen. Trainingbroek, wit T-shirt, slippers, ongekamd haar, ondersteund door een vrouw in een smetteloze outfit, mooie paarse laarzen ook. Haar haar zit los en haar ogen roepen om hulp. De man zijn ogen roepen niets. Samengeknepen zien ze niets anders dan de tegels voor zijn voeten. “Goedenavond!” begroet de receptioniste hen vriendelijk. De vrouw kijkt haar aan, zegt niets, weet zich geen raad en brengt de man naar een verlaten rolstoel die hij met beide handen beetpakt. Voorover gebogen gaat hij zitten, met zijn tepels op zijn knieën, de armen over elkaar, zachtjes heen en weer wiegend.

Hij kermt nog steeds als hij zijn broek laat zakken. Een onderbroek heeft hij niet aan. Het geheel zich eruit alsof het met een betonhamer is bewerkt. De penis staat gekruld, buigt af naar rechts. Een druppel bloed komt uit de plasbuis. De blauwe balzak glanst en staat bol gespannen. De aanblik doet pijn aan mijn onderbuik. Heb de neiging mijn eigen gelid met de hand als een toque te beschermen. Hij krijgt pijnstilling en de uroloog wordt gebeld.

De man heeft een penis fractuur. In de regel is de anamnese en het lichamelijk onderzoek genoeg om de diagnose te stellen. Tijdens de erectie vullen de twee zwellichamen zich met bloed, de wand ervan wordt hierdoor dunner en krachtig uitwendig geweld (vaak niet zo bedoeld) is een tweede voorwaarde voor het ontstaan ervan. Bekend is bijvoorbeeld de partner die op haar rug op het bureau ligt. De man slooft zich uit, zijn penis glipt eruit en drukt zich vervolgens tegen het glimmende eikenhout dat hier weinig flexibel mee omspringt.

De man wordt de volgende dag geopereerd. De anesthesist spreekt over een ernstige sportblessure. “Dit gebeurt als jij naar rechts wil en je vriendin naar links”. Het gescheurde zwellichaam wordt gehecht. Maanden seksuele onthouding op doktersadvies volgen. Alsof hij nog zin heeft.

Hij lekt!




Hij is onderweg naar zijn kleindochter. Samen met zijn vrouw rijden ze van Katwijk naar Putten. Zo ergens halverwege begint de pijn op zijn borst. Eerst wat hinderlijk maar al vrij snel aangezwollen tot het ondraaglijke. De pijn straalt nu ook uit naar de rug, hij wordt misselijk en moet de auto aan de kant zetten om in de berm van de A1 te braken. Zijn vrouw herkent hem niet meer: zo bleek, zo benauwd, zo angstig. Ze belt 112.

Bij binnenkomst vertelt de ambulancebroeder dat hij in eerste instantie dacht dat de man er tussen uit zou glippen. Het ambulancejargon is gespeend van enigerlei franje en in de regel treffend accuraat. Een blik op de man zegt genoeg: zweet parelt op zijn voorhoofd, de bruine teint verdreven door een asgrauwe gelaatsuitdrukking waarin zich twee doodsbange ogen verschuilen. De assistent van de interne geneeskunde mag aan de slag: de man maakt naar alle waarschijnlijkheid een hartaanval door.


Ik haal koffie en zie op mijn computerscherm dat Federer heeft gewonnen. Ik scroll door de plaatjes, bekijk de setstanden en bewonder de man om zijn manieren zowel op als buiten het veld. Of ik ook even mee wil kijken naar de thoraxfoto? De stem van de assistent van de interne klinkt wat ver weg maar is toch zeker aan mij gericht. Ik verklein www.rolandgarros.com en open de thoraxfoto van de man. De assistent denkt een afwijking te zien die er zeker is. Of het hart is te groot, of er bevindt zich materie rond het hart dat er niet hoort te zitten: in dit geval bloed. En dan zijn de woorden gevallen die haastige spoed gebieden en is de tijd van rustig plaatjes op internet bekijken definitief voorbij: heeft de man geen lekkend aneurysma of een dissectie van de aorta?

Ik ga bij de man kijken en hij is overduidelijk in shock: hartfrequentie door het plafond, koude handen, klamme buik en dit alles met het volste bewustzijn: in een poging het brein van voldoende bloed te voorzien knijpt het lichaam alle vaten naar elders dicht. Tot nu toe gaat dat redelijk getuige de adequate reactie van de man op mijn vragen maar bij een actieve bloeding in de borstholte zal ook dat weldra verdwijnen.

Een CT scan moet uitkomst bieden en terwijl deze als een ouderwetse fotocamera wordt opgewarmd, loop ik naar de balie om de vaatchirurg te informeren over de man in kwestie. In de hal staat zijn echtgenoot tegen alle regels in te bellen. Geen haan die naar haar kraait: op het laboratorium zijn ze inmiddels met alle macht bloed aan het voorbereiden voor een eventuele transfusie, de radioloog komt met een noodgang de parkeerplaats opgereden, de assistent interne belt met de academie om te polsen waar er plek is op de operatiekamer, verpleegkundigen duwen de man richting de scan waar de laborant de gegevens invoert, de receptioniste print papieren uit en schakelt alle telefoongesprekken aangaande de patiënt direct door op de juiste nummers. Het hele systeem draait nu en aandacht voor de vrouw is er nauwelijks, behalve aan de andere kant van de lijn waar ze haar dochter vertelt over het gebeuren.


De man heeft een aneurysma. Leeftijd, een beetje cholesterol, wat roken en mogelijk een familiaire aanleg hebben de wand van zijn aorta week gemaakt. De bloeddruk heeft de eens zo starre buis met een diameter van 2 cm doen uitzetten tot een ballon van 6 cm. Dat wist hij niet, niemand wist dat. Totdat er een scheur ontstond in de dunne wand en bloed zich een weg naar buiten wrong. Een nieuwe buis moet de oplossing bieden maar de dichtstbijzijnde mannen (nagenoeg geen vrouwen) die dit moeten doen zitten in Nieuwegein of Amsterdam. Via de lies wordt een prothese opgevoerd waarmee het aangedane traject wordt overbrugd. Nu nog iemand vinden die bereid is dat over ongeveer een half uur te doen.

De vaatchirurg is er inmiddels en zij kent er gelukkig een aantal bij naam en in haar mobiele telefoon zoekt ze tussen haar vrienden en familie naar het 06 nummer van die ene thoraxchirurg die dat “alleen maar lachen” vindt. Hij ligt al te slapen dus dat lachen wordt achterwege gelaten maar de patiënt is van harte welkom. “Geef je een CD-Rommetje mee met de beelden?” en er wordt opgehangen. De man ligt inmiddels al op dezelfde brancard waarmee hij is binnen gereden en de ambulancebroeder is verbaasd hem nog in leven te zien maar weet dit zeer goed te verbergen. Het bloed in de borstholte neemt allengs toe, de zuurstof uit de longen verdrijvend, de benauwdheid hiermee alleen maar versterkend De vaatchirurg besluit mee te rijden en ze pakt voor het instappen nog snel een grote spuit morfine. Voor het geval dat.

En dan keert de rust weder maar is de adrenaline in ieders lijf nog lang voelbaar. Bij het ochtendgloren bel ik naar Nieuwegein. De man leeft nog, in zijn aorta een gloednieuwe buis. Hij ligt op de intensive care, beademd met ondersteuning van de bloeddruk. Maar hij plast en als hij plast dan is er circulatie en als er circulatie is dan is de thoraxchirurg tevreden.

Iets minder dan de helft van de mensen met een lekkend aneurysma in de borstkas haalt het ziekenhuis. Hiervan overlijdt 50% binnen 6 uur en 75% binnen 24 uur.