Precies goed!


De minst stressbestendige verpleegkundige komt nerveus naar me toe om te melden dat er een 6 jarig jongetje met topletsel is binnengekomen. Het huilen in de gang zwelt aan en ik zie een bebloede gele theedoek die om een linker hand is gewikkeld met daarachter het van pijn verwrongen gezicht van – naar ik later zal vernemen – Timon. Zijn ouders lijken nog meer ontdaan. Als hij in een kamertje zit en de deur is gesloten, komt ook de rust weer terug.


Er zijn weinig collega’s die enthousiast worden van een topletsel, of beter gezegd een afgescheurd, gesneden of getrokken topje van een vinger en zeker niet als daar een theedoek omheen zit. Bij het afwikkelen ervan weet je nooit wat je tegen zult komen. Vaak zijn het kinderen die nog even snel hun vinger tussen de auto- of voordeur steken voordat papa hem dichtsmijt.


Voordat ik de kamer binnenloop trek ik alvast verdoving op en stop het weg in de zak van mijn jas. Als ik de deur opendoe is het huilen inmiddels gereduceerd tot een snikken. Ik geef de ouders een hand en begroet de jongen. “Waarom ben jij hier?”


“Nou”, begint het rustig, “Damon woont op nummer 12 maar hij kan er niets aan doen”. Damon is dus de oorzaak van het consult, zover is het nu duidelijk. “Ik was daar aan het spelen. Ik woon zelf op nummer 7, vlakbij het voetbalveldje”. Maar hij is nog niet uitgesproken, dit was slechts een introductie. “Ik was bij Damon aan het spelen, maar hij kan er echt niets aan doen”. Iedereen in de kamer hangt aan zijn lippen. En toen? “Nou, we wilden naar het veldje maar toen heeft hij de deur dicht gegooid. Maar hij zag niet dat ik achter hem liep”.


Ik wil het wel zien, zijn ouders liever niet. Timon is ook nieuwsgierig als ik de theedoek verwijder. Het snikken blijft uit, hij is voor het eerst stil. Het topje van de linker wijsvinger ligt er bijna in zijn geheel af. Er staat nog een klein stukje huid dat als een bruggetje van nog geen vijf millimeter het topje incluis nagel met de rest van de vinger verbindt.


“Maar wat ga je nu dan doen want ik moet straks nog naar voetbaltraining?” zegt hij. Ik vertel dat de vinger weer helemaal mooi zal worden maar dat ik hem eerst moet verdoven. Zodra hij hoort dat daar een naald voor nodig is begint het snotteren. Als een paar seconden later de basis van de vinger wordt verdoofd is het snotteren aangezwollen tot gebrul. Daar is gelukkig het woord “klaar” voor uitgevonden.


Als ik de eerste hechting zet, is de spraakwaterval alweer in volle gang. Hij verhaalt over het voetbalveldje waar toch een groot deel van zijn leven moet afspelen en van zijn nieuwe keeperhandschoenen gaat het naar Finding Nemo om vervolgens de verwarming aan te halen waar hij vorig jaar nog op was gevallen. Ik kijk met een schuin oog zijn moeder aan. “Als hij eenmaal begonnen is houdt hij niet meer op”, beantwoordt ze mijn blik.


Ondertussen houdt hij aandachtig mijn handelingen in de gaten. Hij heeft gezien hoe de eerste hechting is gezet en geeft mij nu aanwijzingen voor de tweede. “Ja, en nu moet je een knoopje maken”, is zijn advies. Ik volg het op en geef hem de schaar in zijn rechterhand. Direct wil hij de draadjes doorknippen, maar ik kan hem net op tijd tegenhouden. Ik kijk hem aan. “Ik werk hier al meer dan 20 jaar”, zeg ik, “en niemand heeft ooit voor mij de draad doorgeknipt”. Zijn mond beweegt niet meer en ik heb zijn aandacht. “Dat komt omdat ik ze niet te lang wil hebben en ook niet te kort. Het moet precies goed. Knip maar!”.


Na de schaarbeweging blijven er twee draadjes over die als blauwe haren van bijna vier centimeter uit de vingertop steken. “Precies goed!”, zeg ik waarna hij zich niet meer stil kan houden. Hij kijkt zijn ouders aan als hij vertelt hoe belangrijk het is om de draadjes op de juiste lengte af te knippen. Samen naaien we de vingertop er weer aan. Hij heeft een talent voor knippen, ieder draadje is precies goed!


Als de vinger is verbonden loopt mij naar de radiologie afdeling voor een foto. Bij terugkomst weet hij mij al te vermelden dat het niet is gebroken. Want anders hadden we volgens hem de vinger in moeten gipsen. “En ook dat moet altijd precies goed!”.