Daar waar de zon schijnt


Tussen de gordijnen is de opening net groot genoeg om de eerste zonnestralen toegang tot de slaapkamer te verschaffen. Er hangt een oranje gloed en als ik naar het voeteneind kijk zie ik dat de bundel zonlicht schuin over mijn naakte lichaam loopt, beginnend bij mijn linker knie en doorlopend over de cremekleurige hand die op mijn rechter schouder rust, mijn kruis in het spotlicht zettend. Met de slaap in mijn ogen richt ik de aandacht op de moedervlek op haar rug: niet suspect voor iets maligne. Buiten begint een hond te blaffen, zijn soortgenoten aansporend tot hetzelfde, een kakafonie ontketenend. Een mug is op zoek naar een eiwitrijk ontbijt en zoemt rond mijn oor. Als het geluid is verdwenen weet ik dat de steek niet lang op zich zal laten wachten. Mijn laatste werkdag is aangebroken.

Om de files te ontwijken heeft ze de ringweg genomen: twee wegen met tweerichtingsverkeer onderbroken door een vaart waar waterlelies en huisafval op de oppervlakte drijven. De fietsers peddelen rustig naar hun bestemming terwijl Jane behendig de jeep slalomt langs eenieder die niet bereid is haar kruissnelheid van 100 km/uur aan te houden. Op een groot bord langs de weg lees ik dat de ringweg zijn nut heeft bewezen en "het centrum van Paramaribo met 40% ontlast!". "En belast de spoedeisende hulp wekelijks met een extra 40%", denk ik er als sub voce bij. De bewaker probeert haar de toegang tot de parkeerplaatsen bij het ziekenhuis te ontzeggen, maar ze manouvreert om hem heen, zijn verbouwereerde gezicht reflecterend op onze netvliezen door de binnenspiegel. "Vergeet de taarten niet", en met de handen vol loop ik de spoedeisende hulp binnen.

Het is een rustige laatste dienst en wanneer ik bloed naar boven heb gebracht van een vrouw die voor de 3e keer in 2 jaar een miskraam heeft, heb ik voldoende tijd om de taarten uit te stallen en de mierzoete frisdrank in te schenken. De man die ik woensdagavond heb geholpen ligt nog steeds te wachten op een plekje op de afdeling neurochirurgie. Een ruzie met zijn schoonvader ontaarde in mutilerende agressie toen een machette werd getrokken. Zeven grote snijwonden en een schedelbreuk waren het gevolg, hetgeen mij in totaal bijna 3 uur kostte om schoon te maken en te hechten. Hij wil graag een stuk mocca taart.

Mijn allerlaatste patient komt om 10 minuten voor het verstrijken van de dienst binnen. Er zijn 3 wachtenden voor hem maar zijn aandoenlijke bruine ogen, zijn prachtige moeder en de uitnodigend gapende wond op zijn voorhoofd geven dit mannetje de rode kaart in de triage: hij moet direct gezien worden! "Van de skelter gevallen", snikt hij. Zijn moeder, die zijn zus blijkt ze zijn, aait hem over zijn hoofd. Het lijkt de tranenvloed alleen maar te stimuleren.
Met een insulinenaald, de dunste die ik kan vinden, verdoof ik onder luid gekrijs, hevig gespartel en een trap tussen de benen van zijn zus, de wond op zijn voorhoofd. Na de vijfde steek zijn de wondranden bijeengebracht en verwijder ik het groene steriele laken van zijn hoofd. Mijn allerlaatste patient loopt stoer naar buiten, een grote witte pleister boven zijn neus. Een knipoog van zijn zus is de dank voor het consult.

Terug aan tafel bij de balie schrijf ik snel de status. De grote Creoolse zuster Tevreden gaat naast me zitten. "Hoe komt het toch dat jouw haar bovenop blond is en verder rood?". Zuster Pinas, een elegante en mysterieuze vrouw, kijkt nu ook aandachtig om. "De zon", zeg ik, "maakt het haar bovenop mijn hoofd blond. De rest blijft rood". "En tussen je benen dan?", vraagt zuster Tevreden en de twinkeling in haar ogen blijft niet onopgemerkt, "want daar schijnt nooit de zon!". Pas als de schuifdeuren zich achter mij sluiten wordt het geluid van hun schaterlach allengs minder.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten